J.A.M van Anrooij was een groot kunstschilder, en om dat aan te tonen zal op deze website een groot deel van zijn oeuvre worden tentoongesteld: werken die hij schilderde, aquarelleerde of tekende, waar hij ook kwam, of dat nou op zijn FN motor was, in de bibliothecaris-bus, of bij de watersnood, Jan schilderde erop los met een ongekende passie, tot aan zijn overlijden op 87 jarige leeftijd.
Zijn vergaarde kennis en immense levenswijsheid kreeg hij niet cadeau, hij werkte er keihard voor. Na het behalen van zijn HBS-diploma in Zaltbommel, werd hij opgeleid aan de beroemde K.T.A. (School voor Kunst, Techniek en Ambacht) in ’s Hertogenbosch, onder leiding van de schilder Huib Luns. Het ‘kleur bekennen’ leerde hij van Frans Oerder.
In 1922 bezocht hij de Kunstgewerbe Schule in Wenen, waar hij les kreeg van Professor Löffler. Hieronder een paar van zijn werken uit de beginperiode, Jan is dan 21. Naast veel naakttekeningen moest hij zijn handvaardigheid, gevoel voor kleur en de mengtechnieken onder de knie krijgen.
Als we door de jaren heen naar het werk kijken van Jan van Anrooij, dan ontdekken we een groot scala aan technieken, soms heel verfijnd, dan weer grof met een grote penseelstreek op het doek gezet. Zijn aquarellen doen niet onder voor de olieverfschilderijen, en zijn verfijnde tekeningen, soms heel klein op de achterkant van een stukje karton, zijn vaak vol verrassende details. Jans werk stond in zijn zoektocht naar het juiste onder invloed van grootmeesters als Pissarro, Sisley, Cézanne en Van Gogh. Het kon niet uitblijven dat ook Jan Parijs bezocht begin 1930. Bij sommige werkstukken is de stijl van Van Gogh duidelijk herkenbaar, ook in de kleur- en lichtkeuze.
Jan van Anrooij was een impressionist-expressionist, die zich vooral liet inspireren door het vlakke, Hollandse weideland met zijn vaarten, bloeiende boomgaarden, het strand en de zee.
En door de mensen, de hardwerkende boer die bijtijds moet oogsten, de smid, de bakker, de notaris, ze waren allemaal voor Jan gelijk. Daarom kom je ze in zijn werk overal tegen: de mens en de natuur. Hij noemde zichzelf graag een “Colorist”. Zonder de kleuren van te voren te mengen zette hij vaak door middel van forse penseelstreken zijn landschappen op het doek.
Van Anrooij wisselde vele malen van woonplaats. Zijn woonplaats werd veelal bepaald door de plaats waar hij werk kon krijgen. Opdrachten binnenhalen betekende weer overleven. Daar zijn talloze voorbeelden van te noemen, variërend van een kalender voor de Raiffeisenbank tot het verslaan van de watersnoodramp van 1953. Op 27-jarige leeftijd trad hij in Rosmalen in het huwelijk met Elisabeth Jantje Oole (Lies) en kreeg hij de zorg over haar jonge zoon Bram Vermaas (1 jaar). In 1929 werd hun zoon Hein geboren. Jan was altijd trots op zijn zoon Hein van Anrooij, die helaas voor Jan en Lies later naar Canada verhuisde.
Gezicht op Deil aan de linge, olie op doek 40 x 50cm
Op zijn persoonskaart zien we waar hij woonde en werkte. Geboren in Zaltbommel (1901), maakte hij zijn H.B.S. af in Den Bosch, alwaar hij naar de K.T.A. gaat, Zoutelande (1927), Rosmalen (1928), Katwijk en Leiden (1933), Doorn en Rhenen (1934), Utrecht (1937), Den Haag (1940-42) en voor langere tijd in het Gelderse Elst en Deil (1943-56), en later in Bladel, Middelbeers, Eindhoven, Renkum, Loosdrecht, Oosterbeek (tot 1960).
Voor Jan was schilderen een roeping, hij was wars van de vele gelegenheidskunstenaars die hij dilettantisch vond. Ook las Jan talloze boeken en reisde hij heel Europa door. Dankzij een rijke ziel, ijzersterk gestel en een ingenieus denkvermogen, sloeg hij alles op en gaf zijn wijsheden door aan de mensen om hem heen. Het leven was niet bepaald makkelijk en zijn drankprobleem kwam al vroeg om de hoek kijken. Als kunstschilder, soldaat en later als kapitein bij de luchtdoelartillerie wist Jan zijn gezin in leven te houden, steeds maar weer de levenservaringen die hij overal en altijd opdeed, op het doek vastleggend.
De oorlogstijd was voor hem een vreselijke tijd. Als ware mensen-mens was hij sterk begaan met het lot van anderen en werd hij geïnspireerd door de mooie kleuren in de natuur, de emoties van mensen in het dagelijkse leven, van boer en middenstander, van bankier en onderwijzer, van alle mensen met wie hij in contact kwam. De oorlog betekende voor hem de vernietiging van al dat moois waar hij inspiratie uit kon halen.
In 1952 overleed Lies aan maagkanker, een tragische ervaring. Toch moest hij overleven. Gelukkig kreeg Jan van het ministerie van Rijkswaterstaat in 1953 de bijzondere opdracht om de watersnood in Zeeland op het doek vast te leggen.
Spoedig kondigde een nieuwe wending zich in zijn leven aan, Lily van Eck. Na een 10 jaar durende nauwe vriendschap tussen Lily en Jan, traden zij in het huwelijk in Pretoria, Zuid-Afrika, in 1960. Lily’s zoon Jody Kaldenberg, ging met hen mee.
Jan had vanuit Nederland een aanstelling als bibliothecaris weten te bemachtigen, waardoor het gezin eerst in Middelburg en daarna in Ermelo woonde in de jaren 1960 tot 1964. Dat waren zware jaren in een omgeving die niet erg kunstgericht was en waar Jan dagelijks met de grote bibliotheekbus de dorpen in de omgeving moest bezoeken.Gelukkig kwam er spoedig verandering in en verwierf hij in 1964 een prachtige positie als hoofd van de grote kunstafdeling van de Kaapse streekbibliotheek.
Jan en Lily bleven in Kaapstad wonen tot 1973. Hij maakte daar talloze prachtige schilderijen van de stranden en de bergen, het mooie landschap werd op een heel eigen manier op het doek vastgelegd.
In Nederland teruggekomen in 1973 vestigden zij zich in Hoorn. Jan ging hard aan de slag met een groot oeuvre van Hoorn zoals het vroeger was. Hij noemde het : “Hoorn, Toen en Nu”, bestaande uit een 50-tal schilderijen en ruim 50 prachtige tekeningen.
In 1976 trokken ze in een mooi huurhuis in de bocht bij Tricht. Daar had Jan een eigen atelier waar hij heerlijk kon werken en met veel plezier bezoekers kon ontvangen. Samen met Lily deelden ze de liefde voor het schildersvak en voelden zij elkaar goed aan als het om kleur en sfeer ging van zijn werk.
Jan maakte zoveel als zijn gezondheid dat toeliet, de mooiste en volwaardigste schilderijen, ook al werd hij in 1984 vrijwel lam gelegd na zijn oogoperatie, toen hij geel niet van groen kon onderscheiden. Hij beschrijft in zijn dagboek hoe hij dat heeft ervaren: “Ik voelde me als op een andere planeet”. Samen met Lily probeerde hij weer de kleuren te herkennen die helemaal verdwenen waren. Hij schilderde opeens op een -voor hem – zeer ongebruikelijke wijze. Even schrok iedereen, waar is de echte Jan van Anrooij?
Maar hij knokte zich terug, sterk als hij was, met een donkere zonnebril om het licht te dempen, totdat hij op zijn 83-jarige leeftijd een opmerkelijke uitspraak deed als het om zijn werk ging: ”Terug naar de eenvoud, met één pennenstreek een heel doek kunnen vullen, dat is kunst.”
Hij spande zich tot aan zijn overlijden in 1988 in om het okergeel van Velasquez en het zachte avondlicht van de Betuwe zo goed mogelijk vast te leggen.
Iedereen was blij met zijn spoedige herstel, er kwamen krantenartikelen over Jan, een overzichtstentoonstelling in Acquoy. Van al die vreugdevolle aandacht die hij kreeg in de NRC van de kunstcriticus Bas Roodnat en de mooie film die Bout Smit over hem gemaakt heeft, knapte hij zienderwijze op. De film: ”Jan van Anrooij, schilder van de West-Betuwe”, werd onder grote belangstelling in het gemeentehuis van Geldermalsen vertoond, een eerbetoon dat Jan in alle bescheidenheid aan zich voorbij liet gaan.
Wel was het kunstenaarsechtpaar in Acquoy van de partij toen ook daar de film werd vertoond. De aandacht voor zijn meesterschap deed hem goed, niet vaak is hem die eer in zijn lange leven te beurt gevallen.
Na zijn overlijden in 1988 kreeg Lily nog vaak bezoek van vrienden en kennissen en kon ze soms ook wat verkopen. Precies zoals Jan het bedoeld had: het concert des levens. Lily overleed in 1999 en werd bijgelegd in het graf van Jan.
Op de grafsteen staat een citaat dat ongeveer alles omvattend is als we het over het leven van Jan hebben:
ITHAKA
Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka
Wens dat de weg dan lang mag zijn,
Vol wederwaardigheden, vol belevenissen.
De cyclopen en de Laistrygonen,
De woedende Poseidon hoef je niet te vrezen,
Zulke ontmoetingen zul je nooit hebben op je weg
Wanneer je denken verheven blijft, verfijnd
De emotie die je hart en lijf beroert.
De Cyclopen en de Laistrygonen,
De woeste Poseidon zal je niet tegenkomen
Wanneer ze je niet in je eigen geest meedraagt,
Wanneer je geest hun geen gestalte voor je geeft.
Wens dat de weg dan lang mag zijn.
Dat er veel zomermorgens mogen komen
Waarop je heel dankbaar, heel blij
Onbekende havens zult binnenvaren;
Dat je mag pleisteren in Fenicische handelssteden
Om mooie dingen aan te schaffen
Van parelmoer, koraal, barnsteen en ebbenhout,
En opwindende geurstoffen van alle soorten,
Opwindende geurstoffen zoveel je krijgen kunt;
Dat je talrijke steden in Egypte aan mag doen
Om veel, heel veel van de geleerden op te steken.
Blijf wel altijd denken aan Ithaka.
Daar aan te komen is je doel.
Maar overhaast de reis in geen geval.
’t Is beter dat die vele jaren duurt en
je pas als oude man bij het eiland afmeert,
rijk door wat je onderweg verwierf,
zonder verwachting dat Ithaka je rijkdom schenken zal.
Ithaka schonk je de mooie reis.
Bestond het niet, dan was je nooit vertrokken.
Maar meer heeft het je niet te bieden.
En vind je het armzalig, Ithaka bedroog je niet.
Zo wijs geworden, met zo veel ervaring
Heb je al wel door waar Ithaka’s voor staan
– Konstantinos Kavávis (vertaling: Hans Warren en Mario Molegraaf)