Zijn citaten

Wie Jan persoonlijk heeft gekend, zal kunnen beamen dat hij een welbespraakt man was met veel citaten die noemenswaardig zijn. Met de HBS als basis, en gevoed door zijn vele contacten met dominees en pastoors, was hij erg nauwkeurig in zijn taalgebruik en maakte hij gebruik van zijn enorme woordenschat om zijn standpunten hard te maken. Je moest van goede huizen komen om hem van het tegendeel te overtuigen. Dit had veel interessante discussies tot gevolg over wat je maar kon bedenken. Overheersend van karakter, voerde hij meestal het woord, ietwat teveel eenrichtingsverkeer, maar de toeschouwers en luisteraars vonden dat meestal niet erg want het was altijd interessant wat Jan te vertellen had. Als hij dan weer een schilderij af had, kon hij zomaar een uur lang uitleg geven over zijn bedoelingen met een kleur of een opstelling. Boeiend en vermakelijk tegelijk, dat was Jan.

Hij schuwde huiselijke prietpraat en was dol op diepzinnige onderwerpen des levens. Zijn brede kennis etaleerde hij graag als wijze man. Een ieder kon daar zijn vruchten van plukken en van hem leren. “Zo is het en niet anders”, luidde het tot slot.
Vandaar dat wij alle citaten voor u op een rij hebben samengevat.

Dacht hij dan dat hij ‘god’ was? Dat hij altijd gelijk had? Dat zou je wel denken als je sommige citaten die hieronder vermeld staan op je laat inwerken. Geboren in 1901, maakte hij twee wereldoorlogen mee en de crisis van 1930 toen hij het net voor mekaar dacht te hebben. In die jaren dertig moest hij hard werken voor de kost, twee kinderen opvoeden en nog omgaan met zijn wispelturigheid, een karaktertrek die hem weldra duur zou komen te staan. Neem daarbij ook zijn drankprobleem mee.

Hieruit mag je wel zeggen dat zijn stelligheid in zijn meningen op latere leeftijd te maken heeft met de moeilijke omstandigheden waar hij zich doorheen moest worstelen en die hem gevormd hebben. Dat is niets nieuws natuurlijk, maar het moet even gezegd zijn. Pas na de oorlog, toen Jan en Lies in 1946 in de pastorie in Rumpt onderdak kregen, werd alles rustiger om hem heen. Dominee Nico van den Akker vertelt openhartig over die periode in zijn toespraak bij de opening van de tentoonstelling in de “Kijkschuur”.

Een aantal citaten van Jan van Anrooij waar hij aan het woord is: ”Ik heb nooit gestreefd naar eer en roem, maar altijd gezocht naar de schoonheid van het bestaan. Al op jonge leeftijd nam ik me voor de jaren die de mens gemiddeld op deze planeet rondloopt, niet te slijten tussen vier muren. Ik wilde vrij zijn en vooral goed om mij heen kijken. Zoals velen probeerde ik de zin van het bestaan te doorgronden. Dat is me niet gelukt. Een ding heb ik echter wel ontdekt en dat is dat het hele leven herleid kan worden tot het voortbestaan van de soort. De schoonheid van een felgekleurde bloem is er in de eerste plaats om het insect aan te lokken dat door bestuiving voor de voortplanting moet zorgen.”

”Impressionisme streeft naar de weergave van indrukken, zoals de schilder die persoonlijk ervaart, met de nadruk op atmosfeer en uur van de dag. Impressionisme besloot ik sinds 1925 te combineren met expressionisme en ik ben sindsdien trouw gebleven aan deze opvatting omdat ik denk, dat dat de enige weg is voor de beeldende kunstenaar. Voor mij hebben grote schilders als Velasquez, Rembrandt, Goya, Jongkind, Weissenbruch en Van Gogh steeds die weg gevolgd.”

”Expressionisme tracht de waarheid te verbeelden van een vervormde werkelijkheid door vervorming van waargenomen beeld en perspectief. Dit spreekt me aan wat betreft de tekening, maar niet door de harde kleuren.”

‘’Ik houd niet van krullerige, goudkleurige lijsten en die zijn gelukkig allemaal vervangen door eerlijke withouten, door een timmerman vervaardigde lijsten. Het deed mij enorm goed deze ‘Ode aan Rumpt’ te zien hangen in een boerenschuur in Acquoy. Nadat ik over de gehele wereld gezworven had, koos ik voor het boerenleven. Het grootste gedeelte van mijn leven bracht ik door in de Betuwe waarvan meer dan twintig jaar in Rumpt. Ik leefde tussen de boeren, stond op met de boeren, keek hoe zij hun werk verrichtten en kwam steeds meer tot de conclusie dat het leven in de grote stad allemaal schijn is. Het gemengde boerenbedrijf is immers, zij het op kleine schaal, een afspiegeling van de biologische cyclus. Waar anders kan het leven beter door een schilder bestudeerd worden?’’

”Elk dogma wordt door mij verworpen. Kunst betekent voor mij vrijheid… het kubisme is dan ook vastgelopen.”

”Mondriaan is verstarring en kinderlijk van kleur en in zijn beperking van rood, geel en blauw, zwart en grijs de verpersoonlijking van picturale onmacht.”

We vinden in het krantenartikel uit de Gecombineerde van 19-11-1983 een aantal opvallende citaten van Jan. De verslaggever schrijft:
Deze overzichtstentoonstelling betekent voor de heer Van Anrooij dat hij nu geconfronteerd wordt met werken die hij soms tientallen jaren niet gezien heeft. Met enige trots in zijn stem vertelt hij verheugd te zijn dat zijn werk niet zichtbaar onder de tand des tijds heeft geleden. Een schilderij dat was bedekt met een bruine aanslag, waar helaas ook nog eens een laag vernis overheen was aangebracht, bleek na een opknapbeurt door een restaurateur nog niet aan intensiteit verloren te hebben. Van Anrooij zegt zijn materiaalkennis en beheersing te danken te hebben aan zijn opleiding aan de ambachtsschool. ”Daar moest ik naar toe omdat mijn grootvader, die de voogdij over mij had aangezien mijn ouders gescheiden waren, meende dat ik een vak moest leren. Als ik als kunstschilder mislukte, zou ik nog altijd huisschilder kunnen worden. Op de ambachtsschool leerde ik wat op menige kunstacademie vergeten wordt: de eigenschappen en kenmerken van de verschillende verfsoorten en de wijze waarop deze op elkaar reageren. Toen ik later op de kunstacademie was, konden wat dat betreft verschillende professoren nog van mij leren. Ik meen dan ook dat kunst een vak is. Zonder ambachtelijke kennis is kunst gedoemd binnen de kortste keren als het ware uiteen te vallen.’’

De heer Van Anrooij zegt weinig affiniteit te hebben met abstracte kunst. Moderne kunstenaars vergeten dat de mens vrij is in gebondenheid. ”Dat betekent dat je je moet neerleggen bij de beperkingen die de natuur maar ook je fysieke gesteldheid je opleggen. Ik vergelijk moderne kunst met een piano waarop men 20 octaven denkt te kunnen spelen.”

Aan de ontelbare definities die er door de eeuwen aan het begrip kunst zijn gegeven, voegt Jan er graag het volgende toe: ‘’Kunst is door de mensen geordende natuur. Dat geldt niet alleen voor schilderijen of beeldhouwen waarbij een stuk weerbarstige steen door de kunstenaar wordt omgevormd tot een figuur, maar net zo goed voor het telen van fruit. De boer stuurt de natuur door enten en bestuiven totdat hij de appel kan plukken die in zijn ogen de mooiste is. Dat is voor mij ook kunst.”

Van Anrooij is er heilig van overtuigd dat ware kunst alleen kan ontstaan uit zuiverheid van bedoelingen. ”Als ik aan het werk ga met de gedachte; nu ga ik eens snel tien prenten maken die mij in totaal 2000 gulden opleveren, dan zijn mijn pogingen gedoemd te mislukken. Het mooiste wordt tot stand gebracht in perioden van volle inspiratie. Dat zijn ook de doeken die er voor mijn gevoel nog steeds uitspringen. Die net iets meer overtuiging hebben dan werk dat in opdracht is gemaakt.”